Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zie, het ganse [10]geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder geslagen heeft, dat wij hem voor de [11]ziel zijns broeders, dien hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; alzo zullen zij mijn [12]kool, die overgebleven is, uitblussen, opdat zij mijn man geen [13]naam noch overblijfsel [14]laten op den aardbodem. 10. Om het recht van bloedwraak tegen den doodslager uit te voeren. Zie Num.35:19; Deut.19:12. 11. Dat is, het leven, of de persoon. 12. Dat is, mijn enigen overigen zoon doden, door welken het geslacht zou kunnen worden voortgeplant en bewaard, gelijk van een kool een vuur kan gemaakt en bewaard worden. 13. Dewijl deze zoon alleen zijns vaders naam zou dragen en erfgenaam zijn. Zie Deut.25:6; Ruth 4:5,10. 14. Hebreeuws, stellen.